Dit voorstel geeft uitvoering aan artikel 23 van het op 2 december 2004 te New York tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen (Trb. 2010, 272)
Wijziging van enkele wetten op het gebied van Justitie en Veiligheid in verband met aanpassingen van vooral technische aard. Daarbij gaat het om verschrijvingen, taalkundige omissies, foutieve verwijzingen en andere technische gebreken. Om de kwaliteit van wetgeving te waarborgen, worden deze verbeteringen op periodieke basis in een verzamelwetsvoorstel opgenomen. Naast deze correcties bevat dit wetsvoorstel een aantal beperkt inhoudelijke wijzigingen die hoofdzakelijk voortvloeien uit recent tot stand gekomen wetgeving of ontwikkelingen in de rechtspraak, dan wel uit toezeggingen die aan de Tweede Kamer zijn gedaan.
Dit wetsvoorstel wijzigt de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) en enkele andere wetten in verband met de herpositionering overeenstemmingsvereiste met betrekking tot rechtspositionele regels en de gevolgen voor individuele rechterlijke ambtenaren.In dit wetsvoorstel wordt geregeld dat de meeste afspraken over rechtspositionele onderwerpen bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) vastgelegd kunnen worden. Door deze aanpassing van de Wrra en een daarmee samenhangende wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Brra) worden de rechtspositionele regels voor rechterlijke ambtenaren flexibeler.
Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk dat ouders hun kind een dubbele achternaam kunnen geven. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de op 29 januari 2019 door de Tweede Kamerleden Groothuizen en Bergkamp ingediende (gewijzigde) motie (35000 VI, nr. 89). Voor de uitvoering van dit wetsvoorstel worden enige bepalingen in Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van Bonaire, Sint Eustatius en Saba met betrekking tot de keuze van de geslachtsnaam gewijzigd.
Dit wetsvoorstel wijzigt het Wetboek van Strafrecht om voorbereidingshandelingen met het oog op het plegen van seksueel misbruik met kinderen zelfstandig strafbaar te stellen. Het wetsvoorstel geeft hiermee uitvoering aan de in de Tweede Kamer aangenomen motie (31015, nr. 190) om het in bezit hebben van teksten met advies en/of richtlijnen over het seksueel misbruiken van kinderen expliciet strafbaar te stellen. Voorgesteld wordt een nieuw artikel 240c aan het Wetboek van Strafrecht toe te voegen. Op het misdrijf omschreven in artikel 240c komt een maximumstraf van vier jaren gevangenisstraf of geldboete van de vijfde categorie te staan.
De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) coördineert het beleid en de maatregelen op het terrein van terrorismebestrijding en nationale veiligheid. Daarnaast maakt de NCTV analyses van trends en fenomenen op dit gebied, zoals het zogenoemde Dreigingsbeleid Terrorisme Nederland. Voor deze taken kan het nodig zijn om (bijzondere) persoonsgegevens te verwerken, zoals naam en woonplaats, maar ook bijvoorbeeld levensbeschouwelijke overtuigingen. De verwerking van persoonsgegevens voor dit doel is op dit moment niet vastgelegd in de wet. Met dit wetsvoorstel wil de minister van Justitie en Veiligheid dit nu wel een wettelijke basis geven en die verwerking van persoonsgegevens in verband met de verhoging van de weerbaarheid van de samenleving regelen.
Doel van dit wetsvoorstel is reparatie van de Wet forensische zorg (Wfz) en een aantal andere wetten die een relatie hebben met de forensische zorg. Aanleiding voor de Reparatiewet forensische zorg is een aantal omissies en onvolkomenheden die in de loop van de tijd in de Wfz terecht zijn gekomen en waarbij, bij de wijziging van andere wetten die samenhangen met de Wfz, onvoldoende is gekeken naar de afstemming met de Wfz. In dit wetsvoorstel worden in de Wfz en in een aantal andere wetten van de Ministeries van Justitie en Veiligheid, van Volksgezondheid Welzijn en Sport en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid omissies hersteld en worden verbeteringen en verduidelijkingen voorgesteld. Doel daarvan is onder meer een einde te maken aan discussies in de praktijk over de bevoegdheden van de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) bij het toezicht op de forensische zorg, met name waar het gaat om het inzagerecht voor dossiers waarop het medisch beroepsgeheim rust.
Doel van dit wetsvoorstel is implementatie van nieuwe Europese regelgeving over het Europees strafregisterinformatiesysteem (Ecris). Daartoe voorziet dit wetsvoorstel in wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) en wordt een wijzigingsregeling voorbereid van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (Bjsg). Eerdere Europese regelgeving over Ecris hield onvoldoende rekening met onderdanen van derde landen, waaronder onderdanen van de Europese Unie die ook de nationaliteit van een derde land bezitten, staatlozen en personen wier identiteit niet bekend is. De nieuwe Europese regelgeving over Ecris houdt met name verband met de instelling van Ecris-TCN; een gecentraliseerd systeem voor de vaststelling welke lidstaten over informatie beschikken inzake veroordelingen van onderdanen van derde landen en staatlozen. Na het gebruik van Ecris-TCN kan een lidstaat gericht om de doorgifte van die justitiële gegevens verzoeken via Ecris. De implementatie moet uiterlijk 28 juni 2022 zijn afgerond.
Doel van dit wetsvoorstel is te zorgen voor een betere aansluiting tussen het gemeentelijke schuldhulpverleningstraject en de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Wsnp). Hiervoor worden wijzigingen doorgevoerd in de Faillissementswet (Fw). De voorgestelde wijzigingen betreffen een aanpassing van de in artikel 288 Fw opgenomen criteria waaraan de rechter een verzoek tot toelating tot de Wsnp moet toetsen en de introductie van de mogelijkheid voor schuldeisers om hoger beroep in te stellen tegen de toelatingsbeslissing van de rechter. Het wetsvoorstel sluit aan bij de Brede Schuldenaanpak dat erop gericht is om mensen te helpen om uit een problematische schuldensituatie te komen (Kamerstukken II, 2017-2018, 24515, 431).
Het wetsvoorstel strekt ertoe het handhavingsinstrumentarium in dierenwelzijnszaken aan te vullen en te versterken. Daartoe voorziet het voorstel in een uitbreiding van de mogelijkheden om een houdverbod op te leggen en in de strafbaarstelling als misdrijf van het aanhitsen van een dier. Daarnaast worden onder meer enkele bestuursrechtelijke maatregelen geïntroduceerd of verruimd.