Naar het oordeel van initiatiefnemers is de huidige staatsrechtelijke positie met bijbehorende bevoegdheden van de Koning te sterk geënt op de rol die deze in het verre verleden had. Dit wetsvoorstel, ter wijziging van de Grondwet, en de twee daarmee gepaard gaande voorstellen (Kamerstuk 32865 en Kamerstuk 32866) voorzien derhalve in een modernisering van de rol van de Koning in ons staatsbestel. Daarbij wordt beoogd de Koning een representatieve en ceremoniële rol als staatshoofd toe te kennen.
Het voorstel strekt ertoe de tweede volzin van artikel 1 van de Grondwet aan te vullen met de anti-discriminatiegronden handicap en hetero- of homoseksuele gerichtheid. Na een inleidende paragraaf, maakt de Raad opmerkingen over de noodzaak van het expliciteren van deze twee gronden, de effecten ervan, de gekozen terminologie en de maatschappelijke acceptatie in relatie tot de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Met dit wetsvoorstel wordt de positie van de leraar in de school versterkt, zodat hij zijn kennis en bekwaamheden optimaal in dienst kan stellen van het onderwijs. Daartoe introduceert het wetsvoorstel het begrip professionele ruimte, waaronder in elk geval wordt begrepen de interne zeggenschap van de leraar bij het ontwerp en de uitvoering van het onderwijskundig beleid en het beleid met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs. Het wetsvoorstel verplicht het bevoegd gezag met de leraren afspraken te maken over de wijze waarop de interne zeggenschap vorm wordt gegeven en deze afspraken vast te leggen in een professioneel statuut.
Met dit voorstel wil de initiatiefnemer de prostitutieleeftijd verhogen van 18 naar 21 jaar. Dit vooral omdat loverboys momenteel in het algemeen meisjes tot 18 jaar ronselen om deze na hun 18e verjaardag de prostitutie in te drijven. Door de leeftijd te verhogen naar 21 jaar zullen loverboys hun interesse goeddeels verliezen in meisjes in de leeftijdcategorie 15-18 jaar
Dit wetsvoorstel introduceert onder meer minimumstraffen voor bepaalde delicttypen, zoals geweldsdelicten. Verder wordt voor zulke delicten een voorwaardelijke strafoplegging c.q. vervanging door taakstraf uitgesloten, en geldt voor het openbaar ministerie een verplichting tot vervolging.
Andere belangrijke wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht die worden voorgesteld zijn:
– verhoging van maximumstraffen;
– het verlagen van de strafrechtelijke meerderjarigheidsgrens van 18 naar 16 jaar;
– de verplichting om verdachten van zware misdrijven die onder ‘straatterreur’ vallen, in voorlopige hechtenis te nemen en te houden;
– het beperkt cumulatiestelsel bij meerdaadse samenloop dient te worden vervangen door een onbeperkt cumulatiestelsel;
– opheffing van de regel dat bij een poging tot het plegen van een misdrijf de maximumstraf met 1/3 deel wordt verminderd.
Het voorstel strekt ertoe de regels in de Wet op het financieel toezicht (Wft) met betrekking tot reclame-uitingen op televisie over geldkrediet aan te vullen door te bepalen dat (i) tussen 06.00 en 21.00 uur geen reclame-uitingen over geldkrediet op televisie worden getoond en dat (ii) een aanbieder geen goederen of diensten in beeld of ten gehore brengt die met een krediet kunnen worden aangeschaft.
Op 3 juni 2008 hebben vijftien leden van de Eerste Kamer, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de wens te kennen gegeven (EK 31.448, B) dat de op 18 juli 2007 te ‘s-Gravenhage totstandgekomen Notawisseling houdende wijziging van het op 30 juni 2000 te ‘s-Gravenhage totstandgekomen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Nieuw-Zeeland (Tractatenblad 2008,3 (Engelstalig) pdf icoon en Tractatenblad 2008, 42 (Nederlandstalig) pdf icoon), overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal bij brief van 23 april 2008 (EK 31.448, A en TK 31.448, nr. 1), aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal zal worden onderworpen. Dit wetsvoorstel strekt daartoe. Bij brief van 24 juni 2008 (EK 31.448, C) heeft de plv. voorzitter van de Eerste Kamercommissie voor SZW aan de minister van SZW verzocht om in de memorie van toelichting bij het in te dienen wetsvoorstel op een aantal aspecten in te gaan. De wijziging van het verdrag betreft de mogelijkheden inzake afspraken met verdragspartners over de (afbouw van de) export van de toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW), aangezien dit een sociale voorziening is, en geen sociale verzekering.
De combinatie mantelzorg en arbeid is zwaar. Ondersteuning is hard nodig. Mantelzorgers kunnen op dit moment wel langdurend zorgverlof aanvragen. Maar het verlof is onbetaald. Dat vormt voor vele werknemers, zeker als zij een laag inkomen hebben, een drempel om het verlof op te nemen. Bovendien is de groep voor wie je mag zorgen beperkt tot eerstegraads familieleden die levensbedreigend ziek zijn. Ook dat vormt een belemmering voor mantelzorgers, zeker gezien het groeiend aantal alleenstaanden. Met dit wetsvoorstel willen de indieners de bestaande regeling op beide tekortkomingen (onbetaald en beperkte groep) verbeteren.
Dit wetsvoorstel regelt dat het feitelijk recht op zelfbescherming van burgers in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op tweeërlei wijze wordt uitgebreid: 1. ook gevallen waarin sprake is van noodweer tegen een onmiddellijke dreiging van een wederrechtelijke aanranding komen onder het eerste lid van het artikel te vallen; 2. In gevallen waarin de in het artikel genoemde aanranding gepaard gaat met huisvrede- of lokaalvredebreuk wordt met het invoegen van een nieuw tweede lid in artikel 41 Sr de tegen de aanranding gerichte verdediging verondersteld gerechtvaardigd te zijn. De eerste uitbreiding heeft betrekking op het verleggen van het moment waarop noodweer gerechtvaardigd is. Ook in het geval er sprake is van een onmiddellijke dreiging van een wederrechtelijke aanranding dient de burger niet strafbaar te zijn, indien hij een feit begaat ter noodzakelijke verdediging. De tweede uitbreiding van artikel 41 Sr betreft het scheppen van een vooronderstelling van gerechtvaardigde zelfverdediging voor situaties waarin de uit noodweer handelende burger bij de aanranding wordt geconfronteerd met het misdrijf van huisvrede- of lokaalvredebreuk. Voor zover een burger zich verdedigt tegen een aanranding die gepaard gaat met huisvrede- of lokaalvredebreuk, regelt het nieuwe tweede lid dat die verdediging in eerste instantie geacht wordt gerechtvaardigd te zijn.
Het voorstel wijzigt de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) en beoogt de broeikasgasemissies door kolengestookte elektriciteitscentrales te verminderen.
Het doel van dit wetsvoorstel is om via een fiscale maatregel de CO2-uitstoot van bestaande en toekomstige kolencentrales in Nederland te beperken. Het wetsvoorstel bevat twee elementen:
– een verhoging van het tarief van de kolenbelasting; en
– het inperken van de vrijstelling van kolengebruik voor het opwekken van elektriciteit door introductie van een emissiedrempel, uitgedrukt in gram broeikasgas per kWh. Als een installatie boven deze drempel komt, wordt geen vrijstelling verleend en is belasting verschuldigd over het gehele kolengebruik.
Dit initiatiefvoorstel van het lid Van der Lee is oorspronkelijk ingediend door het oud-Tweede Kamerlid Duyvendak (GroenLinks). Het oud-Tweede Kamerlid Vendrik (GroenLinks) heeft de verdediging overgenomen, daarna heeft het oud-Tweede Kamerlid Van Tongeren (GroenLinks) de verdediging overgenomen en nu wordt het door Tweede Kamerlid Van der Lee (GroenLinks) verdedigd.