Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van de onderdelen van richtlijn (EU) 2018/1972 die betrekking hebben op toegangsregulering in geval van replicatiebelemmeringen, het overstappen van telecomaanbieder en het vorderen van inlichtingen ten behoeve van een geografisch onderzoek naar het bereik van elektronische communicatienetwerken
Het doel van het wetsvoorstel is het uitbreiden van de mogelijkheden om radicale organisaties te verbieden die onze democratische rechtsstaat omver willen werpen of af willen schaffen. Het bestaande artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek (BW) biedt nu al de mogelijkheid om rechtspersonen te verbieden die in strijd handelen met de openbare orde. Het wetsvoorstel past deze procedure aan om de toepassing daarvan te vergemakkelijken en de effectiviteit van een verbod te verbeteren. Bij de Tweede Kamer is eerder door de Kamerleden Kuiken, Van Toorenburg, Van Wijngaarden, Van der Graaf en Van der Staaij een initiatiefwetsvoorstel ingediend voor een Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties.
Het voorstel strekt er toe in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een bedenktijd in te voeren van maximaal 250 dagen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan een voornemen in het Regeerakkoord. De bedoeling hiervan is het bestuur van een beursgenoteerde naamloze vennootschap meer tijd en rust te gunnen voor de inventarisatie en weging van belangen van de onderneming en haar stakeholders.
Het wetsvoorstel strekt tot implementatie van richtlijn 2018/1808, de herzieningsrichtlijn, waarmee de richtlijn audiovisuele mediadiensten wordt gewijzigd. De herzieningsrichtlijn regelt een verscheidenheid aan onderwerpen.
In het bijzonder gaat het om technologische ontwikkelingen en veranderingen bij aanbieders en bij consumenten. Als gevolg daarvan wordt de regelgeving ten aanzien van lineaire televisie en mediadiensten op aanvraag aangepast en reguleert de richtlijn een nieuw onderwerp, de videoplatformdiensten. Onderwerpen waar de herzieningsrichtlijn onder andere op ziet is de bescherming van minderjarigen, de regulering van toegankelijkheid van diensten voor mensen met een beperking, meer flexibele regeling voor zendtijd voor reclame, de promotie van Europese werken, de onafhankelijkheid van de mediatoezichthouder, het bevorderen van mediageletterdheid, en zelf- en coregulering van diverse onderwerpen bij videoplatformdiensten.
Voor de zorgverzekering betaalt de verzekeringnemer aan de zorgverzekeraar een nominale premie. Wanneer de verzekeringnemer dat niet doet en de betalingsachterstand is opgelopen tot zes maanden, meldt de zorgverzekeraar hem bij het Centraal Administratie Kantoor (CAK) aan als wanbetaler. Daarna moet de verzekeringnemer in plaats van de nominale premie een bestuursrechtelijke premie aan het CAK betalen. De zorgverzekeraar ontvangt dan een bijdrage van het CAK voor het verzekerd houden van de wanbetaler (artikel 34a Zvw). Dit wordt de wanbetalersbijdrage genoemd. Dit wetsvoorstel vereenvoudigt de manier waarop de wanbetalersbijdrage aan zorgverzekeraars wordt betaald. Daarnaast vereenvoudigt het toezicht op de verplichtingen van zorgverzekeraars gericht op het verminderen van het aantal wanbetalers.
Dit wetsvoorstel strekt tot implementatie van Richtlijn 2018/957/EU van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 tot wijziging van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PbEU 2018, L 173) (de herzieningsrichtlijn).De herzieningsrichtlijn beoogt een nieuw en beter evenwicht te treffen tussen de doelstellingen van de detacherings-richtlijn, met name door het bieden van meer bescherming aan gedetacheerde werknemers.
Het wetsvoorstel heeft tot doel een intensievere screening mogelijk te maken voor bepaalde, door de minister aan te wijzen, functies in het ‘veiligheidsdomein’. Voor deze functies is een hoge mate van integriteit nodig en zijn de bestaande screeningsinstrumenten niet voldoende of niet geschikt. Het wetsvoorstel introduceert daarom een nieuw soort VOG; de VOG politiegegevens. De afgifte van deze VOG wordt geweigerd als de aanvrager niet van onbesproken gedrag is. Politiegegevens kunnen hierbij, net als justitiële gegevens, een zelfstandige weigeringsgrond vormen. Daarbij wordt gelet op de omstandigheden van het geval en het doel waarvoor deze VOG wordt gevraagd.
Het wetsvoorstel vereenvoudigt de grondslagen voor de bekostiging van de scholen voor voortgezet onderwijs (vo), zoals geregeld in de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). De huidige bekostiging van het vo is complex en sluit onvoldoende aan bij de werkelijke exploitatie van schoolbesturen. Met het vereenvoudigde bekostigingsmodel kan de (meerjarige) financiële planning door schoolbesturen worden verbeterd. En de onbedoelde sturing op de onderwijsinhoud wordt verminderd, de transparantie vergroot en administratieve lasten verlaagt. Het wetsvoorstel voorziet tevens in het vereenvoudigen van de grondslagen voor bekostiging van vo-scholen in Caribisch Nederland.
Dit wetsvoorstel strekt tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 in verband met de regulering van de toeristische verhuur van woonruimte. Aan de gemeente worden instrumenten gegeven om de handhaving mogelijk te maken en indien noodzakelijk de neveneffecten van de toeristische verhuur van woonruimte te kunnen voorkomen of beperken. Dit wetsvoorstel voorziet daartoe in de mogelijkheid voor een registratie-, meld- en/of vergunningplicht. Door de registratieplicht wordt de informatiepositie van de gemeente verbeterd, waardoor gericht en effectief kan worden gehandhaafd. Door een meld- of vergunningplicht kunnen de negatieve neveneffecten van toeristische verhuur van woonruimte worden voorkomen of beperkt. Hiermee wordt een uniform systeem geïntroduceerd dat specifiek is toegesneden op toeristische verhuur van woonruimte. Daarnaast wordt een maatregel voorgesteld waarmee gemeenten op basis van de Huisvestingswet 2014 effectiever kunnen optreden tegen woonfraude.
Deze wijziging van de wetsbepalingen over burgerschapsonderwijs in het primair, speciaal en voortgezet onderwijs zorgt ervoor dat burgerschapsonderwijs ‘meer verplichtend’ wordt. Dat betekent dat de wettelijke regels voorschrijven dat het onderwijs het burgerschap bevordert en waar het burgerschapsonderwijs over moet gaan.
Het wetsvoorstel roept ook een zorgplicht voor scholen in het leven. Scholen moeten ervoor zorgen dat de leraren handelen in overeenstemming met democratisch-rechtsstatelijke waarden. Zij moeten er verder voor zorgen dat leerlingen op school kunnen oefenen met de omgang met deze waarden.